De Cock en de blijde Bacchus - Albert Baantjer
Шрифт:
Интервал:
Закладка:
De Cock lachte. Gert-Jan Rosier leek hem een sympathieke man.
’Ik zal u proberen uit te leggen,’ begon hij voorzichtig, ’wat mij bezighoudt.’
Gert-Jan Rosier luisterde aandachtig naar het betoog van De Cock. Toen de oude rechercheur was uitgesproken, wees de wijnkoper naar de bekende plaat aan een betegelde muur van zijn zaak.
’De blijde Bacchus is niets,’ riep hij met een breed wegwerpgebaar. ’Niet meer dan het symbool van een blije wijndrinker.’ De ogen van Gert-Jan Rosier begonnen te glinsteren. ’Maar Château Petrus,’ De gedreven sommelier proefde het woord op het puntje van zijn tong. ’Château Petrus is voor de wijnkenner het summum. Ongeëvenaard. Bij Château Petrus wordt in bescheiden proporties wereldberoemde wijn geboren. In de slechts elf-en-een-halve hectare wijngaard van Château Petrus staan vrijwel uitsluitend oude wijnstokken. De gemiddelde leeftijd bedraagt niet minder dan veertig jaar. Het geheim van de wijn ligt voor een deel in de kleiige bovenlaag van de wijngaard. De andere châteaus in Pomerol moeten het hoofdzakelijk stellen met alleen een schrale kiezelgrond.’ De wijnkoper glimlachte breed.
’Vanwege die oude stokken,’ ging hij opgetogen verder, ’heeft de wijn van Petrus erg veel alcohol. Op volstrekt natuurlijke wijze wordt in de cuve veertien procent gehaald. Maar dat is niet het enige uitzonderlijke aan de wijn. Petrus is in alle opzichten overweldigend. Het is een wijn die jij niet neemt, maar hij neemt jou. De wijn bezit zo’n ontembare kracht, dat het bijna ondoenlijk is om er iets bij te eten. Vrijwel elk gerecht wordt door de wijn overheerst. Petrus is eten en drinken tegelijk.’ De heer Gert-Jan Rosier zweeg even. Uit zijn ogen straalde een blik van verrukking.
’Ik heb een paar maal een glas Petrus ter hand mogen nemen. Een belevenis die nog steeds mijn leven vult. Een intens dieprode kleur. Een schitterend bouquet van ongekende weelde en een overdonderende smaak, die slechts aarzelend je mond verlaat. Van alle rode wijnen in heel Bordeaux… en u weet, met een bordeaux is men getrouwd… is Petrus ongetwijfeld de wijn met de meeste kleur en de meeste kracht. Het is van belang hem drie tot vier uur van tevoren te decanteren. Helaas is de opbrengst van deze magistrale wijn maar veertig tonneaux, zodat zijn prijs hem alleen maar bereikbaar maakt voor de happy few.’ De Cock was even stil van het enthousiasme waarmee Gert-Jan Rosier over de wijn berichtte.
’Happy few?’
’Absoluut.’
’Wat betekent dat?’
De wijnkoper zuchtte diep.
’Voor een Château Petrus, wijn van het jaar 1970, betaalt men algauw drieduizend gulden per fles. Een Château Petrus van 1982 brengt zeker tweeëneenhalf duizend gulden op. En een fles Petrus van het jaar 1989 koopt u niet onder de tweeduizend gulden per fles.’
De Cock floot tussen zijn tanden.
’Dat zijn bedragen,’ riep hij overrompeld. ’Wanneer men een fikse partij Petrussen in zijn wijnkelder heeft liggen, bezit men een vermogen.’ Ineens schrok hij van zijn eigen formulering. Hij blikte opzij naar Vledder.
’Petrussen,’ mompelde hij, ’dat is het.’
De Cock keek om zich heen. De plek aan de waterkant van de Kromme Waal, bijna pal tegenover de toegangsdeur van de woning van Felix van Harrecoven was goed gekozen. Hij hoopte dat de apparatuur die de technische dienst had opgesteld, hem op de beslissende momenten niet in de steek zou laten. Hij monsterde de afstandsbediening die men hem ter hand had gesteld. Druk op het witte knopje, was de instructie, en daarna op het rode knopje en wat jij wilt gebeurt.
De grijze speurder blikte naar de kleine magere man die naast hem in de camouflagebus zat. Meester Henri van Overwhere, zo had hij zich aan hem voorgesteld. De Cock had de jonge officier van justitie niet eerder ontmoet. Maar gezien de deal die Felix van Harrecoven met hem had willen sluiten, was hij genoodzaakt geweest om justitie direct bij de zaak te betrekken. Felix van Harrecoven verklaarde bereid te zijn om volkomen opening van zaken te geven en mee te willen werken bij de ontmaskering van de man die nu al drie moorden op zijn geweten had. Hij stelde echter één voorwaarde… straffeloosheid voor zijn eigen inbreng in de sinistere affaire.
Gezien zijn positie was De Cock niet in staat om toezeggingen te doen. Hij wist aanvankelijk ook bij benadering niet wat de inbreng van Felix van Harrecoven was geweest.
Meester Van Overwhere gluurde door een kijkgaatje in de achterdeuren van het camouflagebusje. Daarna draaide hij zich om. ’Waar is die man nu?’
’U bedoelt Felix van Harrecoven?’
’Ja.’
De Cock maakte en schouderbeweging.
’Zoals u hebt bevolen… in een van de cellen van het politiebureau aan de Warmoesstraat.’
Meester Van Overwhere keek naar hem op.
’Bent u het met mijn beslissing eens?’
De Cock grijnsde.
’Wat heeft het voor zin om mijn mening te verkondigen? Het is uw beslissing.’
’Wat had u gedaan wanneer u in mijn positie had verkeerd?’ De Cock schudde zijn hoofd.
’Ik was na zijn mededeling, dat hij bij de affaire was betrokken, niet onmiddellijk tot arrestatie overgegaan. Ik had eerst willen weten hoe groot zijn betrokkenheid bij de moorden was.’ Meester Van Overwhere stak zijn kin iets omhoog. ’Een bekentenis van betrokkenheid bij drie moorden is toch niet gering?’
De Cock zuchtte.
’Ik heb na zijn arrestatie op uw bevel,’ sprak hij somber, ’de grootste moeite gehad om Felix van Harrecoven te bewegen alsnog zijn medewerking te verlenen. Het is, dat hij in de overtuiging leeft het volgende slachtoffer te zijn, anders was mij dat nooit gelukt.’
De oude rechercheur zweeg even.
’Ik ken inmiddels zijn aandeel.’
’En dat is?’
De Cock schudde zijn hoofd.
’U leest het wel in mijn proces-verbaal.’
Er viel een minutenlange stilte. Meester Van Overwhere nam weer het woord.
’Hoe laat verwacht u de moordenaar?’
’Elf uur.’
’U weet zeker dat hij komt?’
’Vrijwel.’
’Ook nu zijn lokaas er niet is?’
’Dat weet hij niet. Ik hoop dat hij zo nieuwsgierig is dat hij de op een kier staande woningdeur verder opendoet en naar binnen gaat. Als hij dan naar buiten komt, wacht hem een verrassing.’
’Hij kan achter niet weg?’
De Cock schudde zijn hoofd.
’De achteruitgang is gebarricadeerd.’
De oude rechercheur gluurde door de kijkgaatjes om te zien of Fred Prins en Appie Keizer hun posities hadden ingenomen. De beide rechercheurs hadden opnieuw blijhartig hun medewerking toegezegd.
Ook Vledder zat ditmaal niet in de observatiebus. Hij zat enige meters daarvandaan in een simpele personenauto met een machtige megafoon op schoot.
De Cock keek op zijn horloge. Het was drie minuten voor elf. De grijze speurder voelde hoe de spanning zijn bloeddruk opstuwde. Zijn oude hart pulseerde in de toppen van zijn vingers. Ineens, even voor de afgesproken tijd, zag hij een iets gebogen man met een indrukwekkende baard naar de woning van Felix van Harrecoven lopen. Bij de toegangsdeur aarzelde de man. Het was maar even. Toen ging hij de woning binnen. Al na enkele minuten kwam de man weer naar buiten. De Cock drukte op het witte knopje. De woningdeur van Felix van Harrecoven viel achter de man in het slot. Daarna drukte de grijze speurder op het rode knopje en het gedeelte van de Kromme Waal waar zij zich bevonden baadde plotseling in het volle licht. De stem van Vledder schalde over de kade.
’U bent omsingeld. Om u heen… voor u in het donker… staan gewapende politiemannen. Laat uw pistool vallen en loop langzaam met uw handen omhoog in de richting van de Prins Hendrikkade.’
Het duurde enkele seconden. Toen liet de man zijn pistool vallen. Het wapen kletterde op de straat. Met zijn handen omhoog liep de gebaarde man in de richting van de Prins Hendrikkade, zoals Vledder hem had bevolen.
Uit het donker stormden Fred Prins en Appie Keizer op hem af. Fred Prins hield hem in een houdgreep. Met de megafoon nog in zijn hand liep Vledder op de man toe. Met meester Van Overwhere in zijn kielzog kwam ook De Cock naderbij. Toen de grijze speurder pal voor de man stond, pakte hij de baard en rukte die af. Achter zijn rug hijgde Vledder.
’Francois van Harrecoven.’
15
De ding-dong in de gang galmde nog een beetje na. De Cock deed de deur van zijn woning open. Voor hem op de stoep stond Dick Vledder. Naast hem, half tegen zijn schouder geleund, stond de blonde Adelheid van Buuren. De Cock herkende haar direct aan de sproetjes rond haar neus.
Ze was keurig gekleed in een donker fluwelen mantelpakje en ze hield een boeket rode rozen in haar linkerhand.
Vledder acteerde wat verlegen.
’Ik heb haar maar meegenomen. Ik hoop dat jij daar geen bezwaar tegen maakt.’
De Cock lachte.
’Hoe zou ik dat kunnen?’
De oude rechercheur deed een stap opzij en liet het stel binnen. Vledder gebaarde voor zich uit.
’Zijn de anderen er al?’
De Cock knikte.
’Appie Keizer en Fred Prins zitten bij mijn vrouw en hebben het grootste woord.’
Ze stapten gezamenlijk de woonkamer binnen. Mevrouw De Cock kwam onmiddellijk overeind en schudde Vledder ter begroeting de hand. Daarna richtte zij haar aandacht op Adelheid van Buuren en nam met een gebaar van verrukking de rozen in ontvangst.
Vledder glimlachte.
’Dat is Adelheid van Buuren. Zij wil in de toekomst bij de recherche. Adelheid is beslist een aanwinst voor het bureau Warmoesstraat.’
Mevrouw De Cock keek hem schuins aan.
’En voor jou?’
Over het gezicht van Vledder gleed een blos.
’Een geschenk van de hemel.’
De jonge rechercheur stelde Adelheid van Buuren voor aan Fred Prins en Appie Keizer.
Mevrouw De Cock wuifde uitnodigend naar een paar diepe leren fauteuils.
’Ga zitten,’ riep ze hartelijk. Ze wendde zich tot Adelheid van Buuren. ’Mijn man schenkt bij deze gelegenheid altijd cognac, maar als jij iets anders wilt?’
Adelheid schudde haar hoofd.
’Ik wil de traditie niet verbreken.’
De Cock vatte de fles fijne cognac Napoleon, die hij speciaal voor dergelijke gelegenheden in voorraad hield, en vulde ruim de bodem van diepbolle voorverwarmde glazen. Hij reikte die Adelheid en zijn recherchevrienden aan. Daarna hield hij zijn glas omhoog. Zijn blik gleed naar Adelheid van Buuren. ’Ik heb vaak de gewoonte om op de gerechtigheid te toosten. Vanavond niet. Ik hef dit keer met jullie het glas op de liefde.’ Mevrouw De Cock keek haar man aan.
’Dat meen je?’
De Cock knikte nadrukkelijk.
’Liefde en gerechtigheid… in beide wil ik blijven geloven.’ Vledder nipte aan zijn cognac.
’Weet je nu alles?’
De Cock knikte traag.
’Er zijn mij in deze zaak wel een paar dingen te verwijten.’ Hij hield zijn glas omhoog. ’Ik ben een liefhebber van een goed glas cognac. Maar het blijde gebruik van wijn ken ik niet. Toen Vera van Veenendaal mij vertelde dat Herbert tegen haar had gezegd… tot nu toe was ik alleen met Petrus getrouwd… ontging mij daarvan de betekenis. Ik wist niet dat in wijnkringen wordt gezegd… met een bordeaux is men getrouwd. Toen ik in het testament van Herbert van Harrecoven las… aan Petrus Blankenberg vermaak ik mijn voorraad Petrussen omdat hij die als kenner op waarde weet te schatten… heb ik de kern daarvan niet bevat. Evenmin heb ik in het begin de nodige aandacht besteed aan het feit dat zowel bij Herbert van Harrecoven als bij Petrus Blankenberg een plaat van de blijde Bacchus hing.’
Fred Prins zwaaide afwerend.
’Staak je jeremiades. Vertel ons liever hoe Francois ertoe is gekomen om drie moorden te plegen.’
De Cock knikte.
’Francois heeft Vledder en mij in het begin bewust in een verkeerde richting gestuurd. Hij loog. Hij had wel degelijk een sleutel van het huis van zijn oudoom Herbert. Hij was dikwijls bij zijn oudoom in huis. Vaak acteerde hij voor zijn oudoom als butler. Francois was een gokker, die dikwijls in casino’s was te vinden. Op een dag ontdekte hij de waarde van de schitterende partij Château Petrus-wijnen, die in de enorme kelder onder het huis van oom Herbert lag opgeslagen.
Vermoedelijk is die kelder heel vroeger gebruikt voor de opslag van vaten bier. De Brouwersgracht dankt haar naam aan de vele bierbrouwerijen die daar eens waren gevestigd. Na een verbouwing van het huis was die kelder alleen nog via een luik in het portaal te bereiken. Oom Herbert kwam nooit in die kelder. Francois zorgde ervoor dat zijn oudoom Herbert altijd voldoende flessen wijn boven in zijn kamer in voorraad had. Wanneer oudoom Herbert ’s avonds naar een concert of schouwburg ging, sleepte Francois enige kisten uit de kelder en verkocht die. Toen oudoom Herbert zijn testament maakte, was de enorme voorraad Château Petrus-wijnen bijna geheel verdwenen. In een afschrift van het testament las Francois dat de voorraad Petrussen aan Petrus Blankenberg was vermaakt. Die Petrus Blankenberg kende hij niet persoonlijk. Hij had zijn adres, maar hij had hem nog nooit ontmoet. Francois wist ook niet dat Petrus Blankenberg een wijnkoper was en een groot gedeelte van de voorraad Château Petrus aan zijn oom Herbert van Harrecoven had geleverd. Van de andere neven wist Francois, middels zijn oudoom, dat Ferdinand zijn geld verdiende met zwendelen en dat Felix in wapens handelde.’
Adelheid van Buuren glimlachte.
’Was dat de prelude?’
De Cock knikte.
’Francois kwam in een stroomversnelling toen oudoom Herbert callgirl Vera van Veenendaal leerde kennen en na enige tijd openbaar maakte met haar in het huwelijk te willen treden… een huwelijk in gemeenschap van goederen. Francois zag zijn toekomstbeeld in weelde verloren gaan… een huwelijk op die basis betekende ongetwijfeld het einde van zijn erfdeel, tenzij, tenzij hij resoluut ingreep. Dat huwelijk, zo overdacht hij, mocht nooit plaatsvinden.’
Vledder knikte begrijpend.
’Francois besloot zijn oudoom Herbert te vermoorden.’
’Inderdaad.’
’Hij ging op zoek naar Felix van Harrecoven aan de Kromme Waal en vertelde hem dat hij zich ernstig bedreigd voelde en vroeg of Felix hem een vuurwapen kon leveren.’
Appie Keizer grinnikte.
’Dat kon neef Felix.’
De Cock knikte.
’Felix verkocht hem een pistool… een 9 mm FM met de daarbij behorende munitie.
Francois begreep dat na de dood van oom Herbert Petrus Blankenberg zijn Petrussen zou opeisen. Hij bedacht toen een list. Hij kocht in het zuiden des lands bij diverse handelaren in heiligenbeelden een aantal gipsen beeldjes van de heilige apostel Petrus. Vervolgens schoot hij zijn oudoom Herbert van dichtbij neer en presenteerde aan ons de beeldjes als de verzameling Petrussen bedoeld in het testament van zijn oudoom.’ Vledder trok een grijns.
’Dat hebben wij aanvankelijk geloofd.’
De Cock zuchtte.
’We hadden geen andere keus. Toen ik Petrus Blankenberg de morgen na de moord op oom Herbert in het huis aan de Brouwersgracht ontmoette, vroeg hij mij of zijn Petrussen er nog waren. Ik beaamde dat en wees naar de eerste etage. Petrus Blankenberg keek mij vreemd aan… begrijpelijk, want de Petrus-wijnen behoorden in de kelder. Toen ik hem daarna op de eerste etage de beeldjes van de apostel Petrus liet zien, schrok hij zichtbaar, maar hij zei niets.’