De Cock en de blijde Bacchus - Albert Baantjer
Шрифт:
Интервал:
Закладка:
’Hoe lang duurt dat nog.’
’Het wachten is op de dactyloscoop, die kan hier elk ogenblik zijn.’
’Ik wil oudoom Herbert zien.’
’U krijgt nog genoeg gelegenheid om hem te bekijken,’ reageerde De Cock kribbig. Hij zweeg even. ’Hebt u een sleutel van dit pand?’
François grinnikte.
’Als ik een sleutel had gehad, was ik niet naar de Warmoesstraat gekomen. Niet meteen, bedoel ik.’
De Cock glimlachte.
’U hebt gelijk,’ stemde hij in. ’Dan was u zonder ons naar binnen gegaan.’
’Precies.’
’Regelt u de begrafenis van oudoom Herbert?’
Francois keek hem verrast aan.
’Dat… eh, dat,’ stotterde hij, ’zal ik met de neven van het testament moeten bespreken.’
’Kent u die?’
Francois maakte een onzeker gebaar.
’Ik heb hen wel eens ontmoet, op een verjaardag van oudoom Herbert en ik heb hun adressen. Maar verder heb ik geen enkel contact met ze.’
’Die adressen moet je mij straks maar geven.’
Francois van Harrecoven scheen de vraag niet te horen. ’Is er iets gestolen?’ vroeg hij gehaast.
De Cock keek hem onderzoekend aan.
’Dat kan ik zo niet bekijken. Het lijkt niet op een roofmoord. De kasten die ik heb gezien, waren ongeschonden.’
’Zijn de Petrussen er nog?’
De Cock kneep zijn ogen halfdicht.
’Petrussen?’ vroeg hij verbaasd.
Francois van Harrecoven knikte.
’Oudoom Herbert bezat een fraaie verzameling beeldjes van de apostel Petrus. Volgens mij is die verzameling heel veel geld waard.’
’Waar bewaart uw oudoom Herbert die beeldjes?’
Francois van Harrecoven wees omhoog.
’Op de eerste etage. Aan de voorzijde. Er is in de hal een trap naar boven.’
De Cock keek hem peinzend aan.
’Kunt u met uw handen in uw zakken een trap oplopen?’
’Waarom met mijn handen in mijn zakken?’
’Ik wil niet dat u vingerafdrukken achterlaat.’
’Dat zal wel gaan.’
’Dan gaan we samen kijken.’
In de hal bestegen ze een redelijk begaanbare trap, die eindigde op een portaal op de eerste etage. Francois wees naar een deur. ’Als hij ze niet ergens anders heeft verstopt, moeten ze daar zijn.’ De Cock deed de aangewezen deur open en scheen met zijn zaklantaarn naar binnen. Het lichtend ovaal gleed tot zijn verbazing over een bonte verzameling beeldjes in allerlei fatsoenen. Francois slaakte een diepe zucht van verlichting.
’Gelukkig! Ze zijn er nog.’
3
Toen De Cock de volgende ochtend vrolijk en opgewekt fluitend de grote recherchekamer binnenstapte, trof hij Vledder achter zijn computer. Zijn rappe vingers dansten over de toetsen. De oude rechercheur bekeek het tafereeltje met genoegen. Daarna wierp hij vanaf de deur zijn hoedje missend naar de kapstok. Hij raapte zijn trouwe hoofddeksel weer op en hing het op een haak. Daarna wurmde hij zich uit de oude regenjas. Op zijn gemak slenterde hij naar zijn bureau tegenover Vledder. ’IJverig?’
De jonge rechercheur liet zijn vingers rusten.
’Je bent voor jouw doen aardig op tijd,’ sprak hij grijnzend. Hij keek op zijn horloge. ’Nog geen twintig minuten te laat. Het mag geen naam hebben.’
’Mijn vrouw had een vroege afspraak met de tandarts en bonjourde mij de deur uit.’
’Vandaar.’
De Cock gebaarde naar de computer.
’IJverig,’ sprak hij nogmaals.
Vledder knikte.
’Een nauwgezet proces-verbaal over onze bevindingen in dat pand aan de Brouwersgracht gisteravond en het begin van de nacht. Ik pak dat het liefst direct op. Als ik daarmee een paar dagen wacht raak ik misschien details kwijt.’
’Je hebt toch aantekeningen?’
Vledder grinnikte.
’Mijn geheugen is beter. Aantekeningen geven toch maar een summiere weergave.’
De Cock knikte begrijpend.
’Heeft het dactyloscopisch onderzoek van Ben Kreuger nog iets opgeleverd.’
Vledder schudde zijn hoofd.
’Het was nogal smerig in de woonkamer van de oude man. Veel vet. Het houtwerk aan deuren en stijlen was in lange tijd niet afgesopt. Ben Kreuger raakte zichtbaar uit zijn humeur. Het aluminiumpoeder* maakte alleen maar vlekken, geen bruikbare vingerafdrukken.’
’De fles en de wijnglazen op tafel?’
’Afgeveegd.’
De Cock keek zijn jonge collega onderzoekend aan. ’Wat heb je met die Adelheid van Buuren gedaan?’ De jonge rechercheur toonde enige aarzeling.
’Met… eh, met toestemming van haar wachtcommandant heb ik haar naar huis gebracht.’
De Cock vroeg niet verder. Hij ging achter zijn bureau zitten, pakte uit de lade van zijn bureau twee beeldjes en zette die voor zich neer.
’Ik heb die twee vannacht vanaf de Brouwersgracht meegenomen. Uiteraard met toestemming van Francois van Harrecoven. Ik heb de beeldjes in die kamer boven geteld. Het waren er zevenenvijftig. Ik heb Francois mee laten tellen. Voor de zekerheid. Ik wil niet dat er beeldjes verdwijnen en de erfgenamen van de oude Herbert van Harrecoven worden benadeeld.’ Vledder kwam achter zijn bureau vandaan. Hij pakte een stoel, schoof die naar De Cock en ging er achterstevoren op zitten. ’Ze stellen de apostel Petrus voor?’ vroeg hij geïnteresseerd. De Cock knikte.
’Er zijn diverse voorstellingen van apostel Petrus. Ik heb de twee meest gangbare meegenomen.’
De oude rechercheur wees voor zich.
’Hier staat Petrus in een schip. Zijn rechterhand zegent. In zijn linkerhand torst hij een enorme sleutel. Petrus wordt geacht de sleutel van de hemelpoort te bewaren. Hij ziet erop toe wie tot de hemel wordt toegelaten en wie absoluut wordt geweigerd. Zo je ziet zwemmen onder het schip enige vissen. Petrus was, voor hij Jezus als apostel volgde, visser van beroep.’ Vledder wees.
’En die andere?’
* Hiermee worden vingerafdrukken zichtbaar gemaakt.
De Cock glimlachte.
’Petrus wordt hier voorgesteld met een korte baard en een kale schedel. Of hij er werkelijk zo heeft uitgezien, weet niemand. In zijn armen houdt hij een kruis, ondersteboven.’
’Een kruis, ondersteboven?’
De Cock knikte.
’Kijk maar… de dwarsbalk van het kruis is onderaan.’
’Waarom?’
De Cock trok een ernstig gezicht.
’Vermoedelijk in het jaar vierenzestig werd Petrus in Rome, tijdens de toen heersende christenvervolgingen onder keizer Nero, tot de kruisdood veroordeeld. Hij wilde niet zoals Jezus rechtop worden gekruisigd, maar om zijn ondergeschiktheid en minderwaardigheid te tonen… ondersteboven aan een kruis ter dood worden gebracht. Petrus stierf dus een marteldood met zijn hoofd naar beneden.’
Vledder wees opnieuw.
’En die vogel links van hem aan zijn voet?’
De Cock stak gebarend zijn wijsvinger omhoog.
’Apostel Petrus was een driftkop, een gedreven mens. Toen Jezus gevangen werd genomen om later op Golgotha te worden gekruisigd, sloeg hij met zijn zwaard de knecht Malchus, een man in dienst van de hogepriester Kajafas, zijn rechteroor af. Jezus bestrafte dat. ”Steek uw zwaard in de schede, want allen, die het zwaard nemen, zullen door het zwaard vergaan.” Petrus reageerde emotioneel. Hij bezwoer dat, wat er ook gebeurde, hij Jezus nooit in de steek zou laten. Jezus keek hem aan en zei: ”In deze nacht, eer de haan tweemaal gekraaid zal hebben, zult gij mij driemaal hebben verloochend”.’
Vledder fronste zijn wenkbrauwen.
’Wat is verloochenen?’
’Miskennen, afzweren.’
’En… deed Petrus dat?’
De Cock knikte.
’Het gebeurde. Toen Petrus in de kille nacht van de gevangenneming driemaal tegen mensen die hem als volgeling van Jezus herkenden, had beweerd dat hij Die mens niet kende, kraaide de haan voor de tweede maal. En Petrus, zo staat in het Nieuwe Testament, indachtig de woorden van Jezus, weende bitterlijk.’ ’Vandaar die haan.’
’Precies.’
Vledder keek hem bewonderend aan.
’Je bent goed op de hoogte.’
De Cock spreidde zijn handen.
’De gebeurtenissen rond de dood van Jezus en de verloochening door Petrus is mij in mijn jeugd zo vaak voorgehouden en uitgelegd, dat het in mijn geheugen staat gegrift. Ik zou je ook zonder haperen de tien geboden kunnen opdreunen. Die werden elke zondag voorgelezen in de kerk waar ik zat.’ Vledder wees opnieuw naar de beeldjes.
’Zijn ze veel waard?’
De Cock trok een bedenkelijk gezicht.
’Ik zal ze door een expert later onderzoeken, maar volgens mij is de waarde gering. Ik vermoed dat deze beeldjes nog steeds worden gemaakt en verkocht.’
Vledder gniffelde.
’Wie verzamelt er nu zulke beeldjes?’
De Cock trok zijn schouders op.
’Mensen verzamelen van alles. Zo gek kun je het niet bedenken. Ik ben in mijn recherchepraktijk de vreemdste verzamelingen tegengekomen. Van vlinders en sokophouders tot sigarenbandjes. Vooral beelden van de Heilige Antonius vormen een zeer gewild verzamelobject.’
Het gezicht van de oude rechercheur fleurde op.
’Ik had in mijn jeugd een katholiek vriendje. Bij hem thuis op de kast stond een beeld van de Heilige Antonius. Dat beeld was een keer van de kast gevallen en daarbij was de kop van de romp gescheiden. Men had toen in de kop en de romp een gaatje geboord en kop en romp weer met een lucifershoutje samengebracht. Het leek een geslaagde operatie, maar kop en romp waren met elkaar geen hecht verband aangegaan. Wanneer mijn vriendje werd bestraft, wat nog wel eens gebeurde, stampte zijn moeder met haar voet op de houten vloer in de kamer. De kast dreunde dan mee en de Heilige Antonius knikte met zijn eerbiedwaardig hoofd. ”Zie je wel,” riep zijn moeder dan, ”de Heilige Antonius is het met mij eens”!’
De Cock glimlachte.
’Ik was daar destijds zeer van onder de indruk. Tot ik het geheim van de lucifer ontdekte.’
Vledder lachte.
’En je vriendje?’
De Cock schudde zijn hoofd.
’Die heb ik niet ingelicht. Hij was thuis soms een ettertje en ik vond dat zijn moeder best wat hulp van de Heilige Antonius kon gebruiken.’
Vledder gniffelde.
’Echt iets voor jou om zoiets achter te houden, Je bent altijd al een…’
Hij maakte zijn zin niet af. Er werd zachtjes op de deur van de grote recherchekamer geklopt en de jonge rechercheur riep: ’Binnen!’ De deur ging langzaam open en in de deuropening verscheen de gestalte van een struise blonde vrouw. De Cock schatte haar op achter in de dertig. Enigszins opzichtig gekleed in een te kort zwartlederen rokje en een te open witzijden blouse met volanten, stapte ze op te hoge hakken naderbij. Bij het bureau van De Cock bleef ze staan.
’Wat… eh, wat is er,’ vroeg ze haperend, ’met de oude heer Van Harrecoven gebeurd?’
De Cock hield zijn hoofd iets schuin.
’Hoezo?’ vroeg hij onnozel.
De vrouw gebaarde achter zich.
’Aan de rugleuning van zijn fauteuil zit bloed.’
De Cock keek haar verwonderd aan.
’Bloed?’
De vrouw knikte.
’Hij was er vanmorgen niet. Zijn bed was onbeslapen en er zaten vieze grijze plekken aan de deurstijlen.’
De Cock kneep zijn ogen halfdicht.
’U was binnen?’ vroeg hij overbodig.
De vrouw knikte.
’Dat doe ik wel eens meer; ga ik ’s morgens even bij hem langs.’ De Cock reageerde verwonderd.
’U hebt een sleutel van het pand?’
De vrouw knikte.
’Al meer dan een jaar.’
De Cock gebaarde naar de stoel naast zijn bureau.
’Gaat u zitten,’ vroeg hij vriendelijk.
De vrouw nam plaats en trok haar rokje iets naar voren. Daarna deed ze haar handtasje open, nam daaruit een sleutel en hield die omhoog.
’Die heb ik van hem gekregen. Ik ken de oude heer Van Harrecoven al geruime tijd.’
De Cock boog zich iets naar haar toe.
’Wie bent u?’
’Vera… Vera van Veenendaal.’
’U bent een vriendin van de heer Van Harrecoven?’ Vera van Veenendaal tuitte haar volle, vuurrood aangezette lippen.
’Dat mag u wel zo stellen.’
’Lang?’
’Bijna anderhalf jaar.’
’Hoe hebt u de heer Van Harrecoven leren kennen?’ vroeg hij nieuwsgierig.
Vera van Veenendaal aarzelde even.
’Als… eh, als callgirl.’
De Cock hield zijn hoofd iets schuin.
’Bent u dat nog?’
’U bedoelt… callgirl?’
’Ja.’
Vera van Veenendaal schudde haar hoofd.
’Dankzij de oude heer Van Harrecoven ben ik al maanden geen callgirl meer.’
’Wanneer bent u als escorte gaan werken?’
Vera van Veenendaal verschoof iets op haar stoel.
’Toen mijn man mij jaren geleden in de steek liet,’ sprak ze somber, ’was mijn jongste een jaar en mijn oudste drie. Voor mijn huwelijk was ik verpleegster, maar ik wilde na mijn scheiding geen fulltime baan meer. Ik wilde zoveel mogelijk bij mijn kinderen blijven. Via een vriendin kwam ik bij een escortbureau terecht. Een paar maal in de week ging ik ’s avonds als callgirl op pad, nam een oppas, maar overdag was ik bij mijn kinderen.’ ’Een oplossing.’
Vera van Veenendaal trok haar lippen samen.
’Mijn oplossing,’ reageerde ze pinnig.
De Cock glimlachte om haar reactie.
’En in uw hoedanigheid van callgirl hebt u de heer Van Harrecoven leren kennen.’
Vera van Veenendaal knikte.
’De heer Van Harrecoven is nooit getrouwd geweest. Er waren wel eens vluchtig een paar vrouwen in zijn leven, maar die verhoudingen hebben nooit tot een duurzame relatie geleid, niet tot een huwelijk, bedoel ik. Toen Herbert wat ouder werd, taande zijn interesse in vrouwen.’
De Cock toonde verwondering.
’Dat heeft hij u verteld?’
Vera van Veenendaal knikte.
’Herbert en ik hadden algauw een goed contact.’
Er gleed een vertederende glimlach langs haar volle lippen. ’Ik raakte gecharmeerd van die oude heer,’ sprak ze opgewekt. ’Echt waar. Hij was schoon, lief, geestig, erudiet en hij behandelde mij met respect. Dat was ik in mijn carrière als callgirl nog niet tegengekomen.’
De Cock gniffelde.
’Wanneer kwam er een keerpunt in zijn tanende interesse voor vrouwen?’
’Pro-erectie.’
De Cock fronste zijn wenkbrauwen.
’Pro-erectie?’ vroeg hij niet-begrijpend.
Vera van Veenendaal knikte.
’Herbert sprak eens met zijn huisarts over die verminderde interesse voor vrouwen, en die arts schreef hem pro-erectie voor, een middel ter verhoging van de potentie.’
De Cock plukte aan het puntje van zijn neus.
’De… eh, de werking van dat middel,’ opperde hij voorzichtig, ’wilde hij een keer uitproberen?’
Vera van Veenendaal knikte opnieuw.
’Hij schakelde een escortbureau in en vroeg om een niet meer zo piepjonge, maar wel een stevig gebouwde blonde vrouw met volle borsten en lange benen.’