De Cock en de blijde Bacchus - Albert Baantjer
Шрифт:
Интервал:
Закладка:
De jonge rechercheur sloeg een blad om. Hij keek op. ’Het is van een half jaar geleden.’
’Toen kende hij Vera van Veenendaal al,’ zei De Cock. Vledder grinnikte.
’Maar oom Herbert had op dat moment bepaald nog geen trouwplannen.’
’Je bedoelt, dat hij anders niet naar een notaris was gestapt om dit testament te laten opmaken.’
’Precies.’
De Cock wees voor zich uit.
’Staan alle neven erin?’
Vledder sloeg nog een blad om.
’Benoem-ik,’ las hij verder, ’tot-mijn-enige-erfgenamen-van mijn-gehele-nalatenschap, met-uitzondering-van-mijn-voorraad-Petrussen…’ Hij keek opnieuw op. ’Dan volgen de namen van de drie neven, Petrus Blankenberg, Ferdinand, Felix en de achterneef Francois van Harrecoven.’
’De executeursbenoeming?’
Vledder sloeg opnieuw een blad om.
’Benoem-ik,’ las hij verder, ’Petrus-Blankenberg. Aan-hem vermaak-ik-ook-mijn-voorraad-Petrussen-omdat-hij-die-als-kenner-op-waarde-weet-te-schatten.’
De Cock staarde peinzend voor zich uit.
’Vreemd.’
’Wat?’
’Petrus Blankenberg leek vanmiddag helemaal niet blij met zijn bijzondere erfenis. Toen ik hem op de eerste etage van het pand aan de Brouwersgracht de collectie beeldjes toonde, schrok hij zichtbaar en keurde ze verder geen blik waardig.’
Ze verlieten het politiebureau en slenterden vanaf de Warmoesstraat naar de Lange Niezel. Mede door de nog zwoele avondlucht was het er gezellig druk. Voor het sekstheater stonden mannen in de rij en nabij de etalage van een seksshop met wulpse opblaasvrouwen en fantastische kunstpenissen dreutelde een groepje giechelende vrouwen.
Aan het einde van de Korte Niezel liepen ze na de brug rechts de Achterburgwal op. De seksindustrie was in vol bedrijf. Het leger behoeftigen leek groter dan normaal. Traag schuifelde het legioen langs de etalages met verleidelijke hoertjes in barmhartig zachtroze licht.
De verleiding ging blijkbaar aan Vledder voorbij.
’Wat doen we met dat testament van oom Herbert?’ vroeg hij plotseling.
De Cock reageerde wat verward.
’Bewaren… doen we later als we de zaak afsluiten bij de stukken. Het testament bevestigt in ieder geval wat Francois van Harrecoven en Petrus Blankenberg ons ervan hebben verteld. Trek voor alle zekerheid nog even na of dit testament inderdaad het laatste wilsbesluit van oom Herbert is geweest. Hij heeft tijd genoeg gehad om het te herroepen.’
Vledder knikte.
’Ik heb het stellige gevoel dat de moord op oom Herbert alles met dat testament heeft te maken.’
De Cock reageerde niet. Op de hoek van de Achterburgwal en de Barndesteeg glipte hij het schemerig intieme lokaaltje van Smalle Lowietje binnen. Vledder volgde in gepeins. De hersenen van de jonge rechercheur doolden nog in de mogelijk- en onmogelijkheden van het testament.
De Cock schuifelde in de schemer naar het einde van de bar en hees zich daar op een kruk. Het was een plaats vanwaar hij het gehele lokaal kon overzien. Vledder ging naast hem zitten. Lowietje, wegens zijn geringe borstomvang in penozekringen steevast Smalle Lowietje genoemd, veegde zijn handjes aan zijn morsig vest en liep blij op De Cock toe. Zijn spichtig muizensmoeltje glom van genegenheid.
’Welkom,’ kirde hij, ’welkom in mijn nederig etablissement.’ De Cock glimlachte.
’Lowie,’ sprak hij vriendelijk, ’jij geeft mij het gevoel dat ik zelfs als politieman nog ergens welkom ben. Dat doet mij deugd. Zonder die schaarse momenten met jou en een goed glas cognac… wat zou het leven nog te betekenen hebben?’ De tengere caféhouder keek hem glunderend aan.
’Jij kunt van die mooie dingen zeggen,’ reageerde hij bewonderend. ’Zo… eh, zo gevoelig, diepzinnig.’ Hij dook onder de tapkast en pakte de fles Franse cognac Napoleon, die hij speciaal voor de oude rechercheur gereserveerd hield. Met precieze routinegebaren vatte hij drie blinkende diepbolle glazen en schonk behoedzaam in. ’Nog van de oude voorraad.’ Hij zette de fles neer, hief met zwier zijn glas en toostte. ’Op de misdaad en De Cock.’
De grijze speurder lachte om de kreet.
’Een twee-eenheid?’
’Absoluut.’
Grijnzend vatte De Cock zijn glas en schommelde het in de holte van zijn hand heen en weer. Voorzichtig nam hij een slok. De warme gloed van de drank duwde de stijfheid uit zijn botten en spieren. Hij zette omzichtig zijn glas neer en boog zich vertrouwelijk naar voren.
’Wat zegt jou de naam Van Harrecoven.’
Smalle Lowietje keek hem nadenkend aan.
’Van Harrecoven?’ herhaalde hij vragend.
’Ja.’
’Felix?’
De Cock glimlachte.
’Er bestaat inderdaad ook een Felix van Harrecoven. Ken je hem?’ Lowietje knikte.
’Felix de Blaffer.’
’Is dat zijn bijnaam?’
Lowietje knikte opnieuw.
’Hij heeft de reputatie dat hij iedere blaffer kan leveren die je hebben wilt. Het maakt niet uit van welk kaliber of fabricaat.’ De Cock grinnikte.
’Vandaar Felix de Blaffer.’
Lowietje trok een bedenkelijk gezicht.
’Ik… eh, ik ben niet zo erg op hem gesteld,’ sprak hij traag. ’Er lopen tegenwoordig te veel kerels met een vuurwapen losjes tussen de riem van hun broek. Vroeger viel het niet mee om een pistool of een revolver te bemachtigen. Maar met mensen zoals die Felix de Blaffer is het heel eenvoudig. Wat men bestelt, krijgt men.’ De caféhouder zweeg even en dacht na. ’Hij mag best in mijn etablissement komen, maar zonder handel.’ De Cock knikte begrijpend.
’Zou… eh, zou die Felix de Blaffer zelf wel eens van een vuurwapen gebruik hebben gemaakt?’
Smalle Lowietje trok zijn tengere schouders op.
’Dat zou ik je niet kunnen zeggen. Ik heb daar nooit iets over gehoord.’
De Cock keek hem schuins aan.
’Hoe schat jij hem in?’
’Een vies mannetje.’
’Vies?’
Lowietje knikte.
’Een ettertje. Hij zoekt altijd ruzie en niemand durft tegen hem in te gaan… bang voor zijn blaffer.’
De Cock nam een slok van zijn cognac.
’Daar dreigt hij mee?’
’Niet direct, maar iedereen weet dat hij zo’n ding binnen handbereik heeft.’
De Cock gebaarde naar zijn glas.
’Schenk nog eens in, Lowie.’
Smalle Lowietje gehoorzaamde met de welwillendheid van een kastelein.
De Cock nam zijn tweede glas op en bewonderde de kleur van de cognac
’Is… eh, is die Felix de Blaffer de enige Van Harrecoven die je kent?’
Lowietje schudde zijn hoofd.
’Zijn neef, Ferdinand van Harrecoven, komt ook wel eens in mijn etablissement. Die is wat rustiger. Maakt niet zoveel herrie. Is geslepener.’
’Zijn stiel?’
Lowietje lachte.
’Alles wat geld oplevert.’
De Cock grinnikte.
’Zo ken ik er wel een paar.’
Smalle Lowietje maakte een berustend gebaar.
’Hij belazerd de mensen… licht ze op. Hosselt zo’n beetje.’ Het gezicht van de tengere caféhouder betrok. ’Het gaat niet zo goed met hem. De laatste tijd zat hij wat sjofeltjes in de kleren. Hij had ook niet zoveel goud meer om zijn vingers. Hij heeft ergens een oom en die schijnt nogal dik in de kluiten[2] te zitten. De laatste keer dat hij hier was zei hij… het wordt hoog tijd dat die oude man de pijp uitgaat, en als hij dat niet uit zichzelf doet, dan moeten we hem in godsnaam maar een handje helpen.’
De Cock trok een strak gezicht.
’In godsnaam?’
Smalle Lowietje knikte.
’Dat zei hij.’
6
Opgewekt, met de milde gloed van de cognac in hun aderen, verlieten de beide rechercheurs het schemerig intieme lokaaltje van Smalle Lowietje. Ondanks het late uur was het nog gezellig druk op de Wallen. Een nieuw en beeldschoon hoertje uit een ver en exotisch land kon de belangstelling voor haar vrouw-zijn nauwelijks verwerken. Mannen van alle leeftijden en fatsoenen posteerden zich voor de deur van haar peeskamertje, wachtend tot zij aan de beurt waren.
De Cock bezag het tafereel met een zoete glimlach. Hoewel hij al meer dan een kwarteeuw in de rosse buurt opereerde, vielen de seksgeneugten van sommige mannen nog steeds buiten zijn begrip.
Vanaf de Achterburgwal slenterden ze door de Oudekennissteeg naar het Oudekerksplein en vandaar via de Enge Kerksteeg naar de Warmoesstraat.
Vledder blikte opzij.
’Wat vind je van die opmerking van Ferdinand van Harrecoven, het wordt hoog tijd dat die oude man de pijp uitgaat, en als hij dat niet uit zichzelf doet, dan moeten we hem in godsnaam maar een handje helpen.’
De Cock grinnikte.
’Ik denk niet,’ grapte hij vrolijk, ’dat je in Nederland een rechter zult vinden die hem op basis van die kreet zal veroordelen.’ Vledder knikte
’Dat begrijp ik,’ sprak hij ernstig. ’Maar zo’n uitlating geeft toch blijk van een bepaalde mentaliteit, van een bijna morbide instelling. Ik ben ervan overtuigd dat de beide neven wel eens met de gedachte aan een moord op hun oom hebben gespeeld.’ De Cock knikte instemmend.
’Gezien de reputatie van de beide heren kunnen we daar wel vanuit gaan.’
De oude rechercheur glimlachte.
’Ik weet niet of jij ooit nog eens rijk zult worden, maar zeg nooit tegen iemand die je hebt begunstigd, dat hij of zij jouw nalatenschap erft! Je maakt daarmee van jezelf een object voor moord.’ Vledder grinnikte.
’Een kreet van je oude moeder?’
De Cock schudde zijn hoofd.
’Die had niets na-te-laten. Ze was haar hele leven zo arm als een kerkmuis. Ik vind het knap van haar dat ze toch zonder schulden stierf.’
Vledder gniffelde.
’Ze heeft uiteindelijk jou nagelaten. En dat is toch heel wat.’ De Cock keek hem van terzijde wat schamper aan, maar reageerde verder niet.
Toen ze de hal van het politiebureau binnenstapten, wenkte Jan Kusters de grijze speurder vanachter de balie.
Vledder ging rustig verder en besteeg de trap. De Cock liep op de wachtcommandant toe.
’Je gaat mij toch niet vertellen,’ vroeg hij breed grijnzend, ’dat je weer een vrouwelijke agent hebt die in de toekomst graag bij de recherche wil?’
Jan Kusters lachte.
’Ik denk niet dat je voorlopig van die Adelheid verlost bent. Ze was laaiend enthousiast. Ze wil ook nog wel eens een keer een verhoor van jou bijwonen.’ Jan Kusters boog zich naar hem toe. ’Is… eh,’ fluisterde hij De Cock in het oor, ’is Dick Vledder nog ongetrouwd?’
De oude rechercheur reageerde verrast.
’Hoezo?’
Jan Kusters keek hem bezorgd aan.
’Adelheid van Buuren had een dromerige blik in haar ogen toen ze mij verslag deed van haar ontmoeting met hem. Volgens mij is ze een beetje verkikkerd en ik zou niet graag willen dat die meid… ’
De Cock maakte een afwerend gebaar.
’Om je vaderlijke gevoelens direct gerust te stellen,’ sprak hij licht spottend. ’Dick Vledder heeft zelfs geen vriendin meer. Hij kan ongehinderd door eenieder worden bemind.’ De wachtcommandant zuchtte omstandig.
’Gelukkig.’
De Cock keek hem schuins aan.
’Hoeveel meiden heb jij op je groep?’ vroeg hij bezorgd. ’Negen.’
De Cock liep gnuivend bij hem weg.
’Ik wens je heel veel sterkte.’
Jan Kusters riep hem terug.
’Dat wilde ik je nog zeggen… er zit boven een man op je te wachten.’
’Een man?’
’Ja.’
’Sinds wanneer?’
’Rond tien uur.’
’Heb je zijn naam?’
De wachtcommandant raadpleegde een notitie.
’Ferdinand van Harrecoven.’
Toen de man De Cock in het oog kreeg, stond hij van de bank op en liep op hem toe.
’Daar bent u,’ jubelde hij opgetogen. ’Rechercheur De Cock met ceeooceekaa.’
De oude rechercheur knikte bedaard.
’De juiste spelling van mijn naam.’
De man grijnsde.
’Ik ben Ferdinand van Harrecoven. Ik zit hier al bijna drie kwartier en het is niet mijn gewoonte dat ik op de komst van de politie wacht.’
’U wacht die komst liever niet af?’
Ferdinand van Harrecoven schudde zijn hoofd.
’Gewoonlijk niet. Ik heb… hoe zal ik dat zeggen… pijnlijke ervaringen met de politie. Ik neem aan dat u inmiddels mijn doopceel hebt gelicht?’
De Cock veinsde onbegrip.
’Heb ik daar reden toe?’
Ferdinand van Harrecoven zuchtte, ’Ik wil met u praten,’ zei hij.
De Cock ging de man voor naar de grote recherchekamer en liet hem op de stoel naast zijn bureau plaatsnemen. Voor hij zelf ging zitten, liep hij om de man heen en nam hem nauwkeurig op.
Smalle Lowietje had gelijk. Ferdinand van Harrecoven zag er wat sjofeltjes uit. Aan zijn grijs colbert ontbrak een knoop en achter aan de zomen van zijn pantalon zaten rafels. De Cock keek in zijn scherpgesneden ongeschoren gelaat en bezag de groene, rusteloos dwalende ogen. Zijn donkerblonde ver terugwijkende haardos zag er vaal en onverzorgd uit. De oude rechercheur schatte de man qua uiterlijk op achter in de veertig, maar hij realiseerde zich dat Ferdinand van Harrecoven vermoedelijke wel enige jaren jonger was.
De Cock liet zich in zijn stoel zakken.
’Waarover?’
Ferdinand keek hem verwonderd aan.
’Wat bedoelt u?’
De Cock glimlachte.
’U wilde met mij praten… waarover?’
’De moord op oom Herbert.’
’Wie heeft u daarover geïnformeerd?’
’Eerst belde mijn achterneef Francois dat oom Herbert in zijn woning aan de Brouwersgracht was vermoord. Hij vertelde mij ook dat u het onderzoek deed. Daarna heb ik nog contact gehad met mijn neef Petrus Blankenberg. Hij zou de begrafenis van oom Herbert regelen.’
’U bent begunstigde?’
’Wat is dat?’
’U erft van uw oom?’
’Petrus Blankenberg heeft me dat vanmorgen bevestigd. Hij heeft een afschrift van het testament.’
De Cock keek hem strak aan.
’Wist u,’ sprak hij met enige nadruk, ’dat uw oom Herbert van Harrecoven voor zijn dood een intieme relatie had met wulpse vrouw?’
De mond van Ferdinand viel halfopen.
’Had oom Herbert een relatie met een vrouw?’
In zijn stem trilde ongeloof.
’Een vrouw,’ zei De Cock, ’die hij als callgirl had leren kennen.’
Ferdinand grinnikte.
’Oom Herbert bediende zich van een callgirl?’ riep hij verbaasd.
De Cock spreidde zijn handen.
’Wat is daar voor vreemds aan?’
’Oom Herbert wilde nooit iets van vrouwen weten. Wij dachten aanvankelijk dat hij homofiele relaties had, maar toen daar niets van bleek, namen wij maar aan dat hij impotent was en daarom het gezelschap van vrouwen uit de weg ging.’ De Cock trok zijn gezicht in een ernstige plooi.
’Ik heb die vrouw gesproken. Oom Herbert was van plan met haar te trouwen.’
’Het is niet waar!’
De Cock knikte.